Met het Fleischmann-locomotiefje 'Anna' als uitgangspunt,
werden verscheidene authentieke schaalmodellen (1:87) van Nederlandse
stoomlocomotieven vervaardigd. Op onderstaande foto ziet u de zgn. Ezeltjes uit
serie NS 6700, die aan het eind van de negentiende eeuw voor de Hollandsche
IJzeren Spoorweg Maatschappij werden gebouwd.
Een vroege poging...
EZELTJE RIJDEN
U kent waarschijnlijk allemaal het lokje “ANNA” van Fleischmann, een attractief
en vriendelijk geprijsd modelletje, dat ook in beginnerssets te vinden is. Omdat
ik een aantal van deze machientjes tweedehands had kunnen kopen, besloot ik eens
te kijken of er ook een Nederlands lokomotiefje uit te maken viel. Door het
uitgeklede frame met motor op een tekening te leggen, kon ik zien of daar in het
model genoeg plaats voor zou zijn. Na wat puzzelen besloot ik een HSM-lokomotief
van de serie Casuaris- Wesp (NS 6700) te bouwen, een lokomotiefje van zeer
bescheiden afmetingen, met brede inzetmogelijkheden. Hoewel de radstand niet
helemaal klopt en het machinistenhuis enkele milimeters te hoog moet worden in
verband met de motor, “lijkt” het totaalbeeld erg goed en kunt U voor een
bescheiden bedrag toch een zeer goed ogend Nederlands model op de baan brengen.
GESCHIEDENIS
Borsig in Berlijn bouwde deze aparte machines in diverse series van 1883 tot
1889. Naast een nummer, kregen ze alle een dierennaam, waaronder de prozaische
“OS” en de tot de verbeelding sprekende “IZEGRIM”. De speciale vormgeving kwam
voort uit de wens deze machines met een man te kunnen bedienen. De conducteur
kon dan in noodgevallen via de achterdeur of het loopad langs de ketel het
machinistenhuis bereiken en de trein tot stilstand brengen. Op tramlijnen werd
van deze mogelijkheid ook daadwerkelijk gebruik gemaakt. De lokomotieven waren
bedoeld voor locaaldiensten, lichte rangeerdienst en voor gebruik op tramwegen,
maar in de HSM-tijd reden ze ook wel op hoofdlijnen. Bij de eerste serie lagen
de assen 10 cm meer naar voren. Ook het frame was anders, omdat er een
waterreservoir in was ondergebracht. Bij aflevering beschikten de machines
alleen over een stoomrem, de voor tramdiensten aangewezen machines tevens over
een vacuumrem voor de trein. Later werden ook complete vacuuminstalaties
aangebracht en vanaf 1906 werd de serie van Westinghouse luchtremmen en een
handrem voorzien. De laatste serie had een grotere rookkast en een iets dikkere
schoorsteen. Vanaf 1907 werden de lange plaatijzeren schoorstenen vervangen door
kortere gietijzeren exemplaren en werd de bel van het dak naar de ketel
verplaatst. De komst van een luchtrem bracht de plaatsing van een luchtreservoir
op de linker tenderbak mee, maar omdat de loks van de eerste serie daar de
watervulopening hadden, werden deze voorzien van twee kleinere reservoirs,
onderling verbonden door een leiding die met een sierlijk boogje over de
vulopening heenliep. Al in de HSM- tijd werden de machinistenhuizen voorzien van
zeiltjes om de ergste kou te weren en later kwamen er ook zijdeurtjes. Bij de NS
vervielen de namen en werden de loks 6701-6741 genummerd. (Blijkens een foto
heeft de JAKHALS zowel met NS nummerplaat als naam rondgereden!). Lok 179 “FRET”
werd in 1917 aan de Gooische Stoomtram verkocht en heeft nooit een NS-nummer
gehad. Deze loc had blijkens foto’s een zanddom op de ketel. Bij de NS werden de
sluitseinijzers van de rookkast naar de hoeken van de tenderbakken verplaatst.
Lok 6731, in 1933 nog actief op Gouda-Schoonhoven, had zandbakken onder de
voetplaat gekregen. Naarmate er sterkere lokomotieven beschikbaar kwamen, of de
lijnen waarop ze reden werden opgeheven, werden deze machines afgevoerd. De
laatste verdween in 1933.
U ziet het al: zoals voor zoveel lokomotiefmodellen is het zaak een bepaalde
lokomotief in een bepaald jaar als voorbeeld te nemen, waarbij uit een veelheid
van uitvoeringen kan worden gekozen. Zoek een foto van redelijke kwaliteit en
neem de details daarvan over.is het beste advies dat ik U kan geven. Om het
verhaal niet te ingewikkeld te maken zijn veel technische gegevens in de tabel
met namen en nummers opgenomen.
HET MODEL
Het lokje “ANNA” in de meest simpele uitvoering voldoet uitstekend voor dit
model. Lichte beschadigingen aan de kap zijn doorgaans geen bezwaar, maar kijk
even of er geen onderdelen die we weer moeten gebruiken beschadigd zijn! Verder
kunt U het model zo mooi afwerken als uw beurs en vaardigheden dat toelaten.
We beginnen met het demonteren van het model. De kap zit vast met een schroef
ter hoogte van de rookkast en een paar pasnokjes aan weerszijden van het
machinistenhuis. Het rode plastic frame zit met vier pasnokjes en de schroef van
de stroomafnemer vast en breekt gauw. Voorzichtig verwijderen is het devies,
want ook dit onderdeel wordt straks weer gebruikt. De motor laat zich na het
losdraaien van twee schroefjes rechtstandig omhoog trekken en de wielen vallen
nadat het rode frame verwijderd is vanzelf uit hun lagers.
Berg alle onderdelen in een doosje of bakje, dan zijn ze straks weer makkelijk
terug te vinden.
HET FRAME
Het metalen frame wordt volgens de tekening verkleind. Ik gebruikte een
ijzerzaag voor het grove werk en een figuurzaag voor subtielere sneden. Grote en
kleine vijlen maken het werk af. Ter hoogte van de vuurkist moet het gewicht
iets smaller worden gemaakt, zodat de plastic ketel er straks op past. Ik
gebruikte de ijzerzaag hier als vijl. Zo ontstond ook het randje, waarop straks
de voetplaat rust. Maak bij het vastzetten van het frameblok in de bankschroef
gebruik van vuren plankjes om beschadiging te voorkomen! Het blok, waarin de
motor steekt, wordt zo uitgezaagd, dat de motor er dwars in past. Probeer niet
te veel materiaal weg te nemen, het is prettig als de motor straks een beetje
klem zit.
Verwijder de koppelstangen door de zilverkleurige kunststof pennetjes
rechtstandig uit het gat te trekken. De wielflenzen heb ik uit de hand lager
gevijld. Het wiel oogt zo veel beter en de rijeigenschappen zijn er niet minder
door geworden. Bezitters van een draaibank kunnen natuurlijk nieuwe wielen
draaien, die dan ook meteen de goede vorm kunnen krijgen. Een goed alternatief
is de wielen aan de achterkant af te dekken met afplakband en ze vervolgens
vanaf de voorkant met tweecomponentenlijm vol te gieten. Wie over een klein
fraisje kan beschikken fraist eerst de contragewichten en spaken wat lager,
zodat het wiel wat meer relief krijgt. Bij mijn eerste modellen heb ik de wielen
eenvoudig volgegoten, hetgeen na het schilderen ook een acceptabel resultaat
oplevert. Is de lijm uitgehard, dan schuren we het oppervlak zoveel mogelijk in
profiel en geven het een laagje matzwarte verf om te zien of het oppervlak glad
is. Eventueel plamuren we na met snelplamuur. Een gaatje van 0,5 mm. Maakt de
zaak af. (Er zijn in werkelijkheid twee van deze gaten, die dienen om de as in
de wielenbank te kunnen ronddraaien, in de wielschijf meegegoten, maar doordat
de kruktap van het model wat dik is uitgevallen, moet het tweede gat vervallen).
De kruktap van de drijfas moet worden afgevijld tot de hoogte van die van de
koppelas. De koppelstangen worden smaller gevijld en in het kenmerkende
visprofiel gebracht. Als U ze omgekeerd weer monteert bent U klaar, maar ik vond
de kruktappen met de kunststof krukbouten wat grof. Daarom maakte ik nieuwe
koppelstangen uit 1mm. messing, dat ik later een likje ijzerkleurige verf gaf.
De gaatjes in de wielen werden opgeboord tot 2 mm. en van stukjes messing buis
voorzien, die op hun beurt met 1,2 mm. werden opgeboord. Van een M1 boutje werd
de schroefdraad wat afgeplat, zodat die in het gaatje paste. Nadat de vrije loop
van het drijfwerk uitvoerig was getest, werd het geheel vanaf de achterkant met
een drupje secondenlijm gefixeerd. Wie over een 1 mm. Tap beschikt, tapt
natuurlijk keurig een draadje… Wat U ook doet, let er op, dat de hartsafstand
van de gaten in de kopelstangen gelijk is aan de radstand, anders klemt het
drijfwerk. Bij mijn model bedroeg de radstand dertig millimeter. De plaats van
de achteras komt overeen met de locs van de latere series, de vooras zit iets te
ver naar voren, maar dat valt niet erg op. U zou ook een loc uit de eerdere
series kunnen bouwen, maar dan zit de achteras eigenlijk iets te ver naar
achteren en het verplaatsen van de achteras betekent het maken van een nieuwe
aandrijving. Daarom besloot ik loc 6727 (HSM 178, “EZEL”) te bouwen, die ooit in
Alkmaar in depot was voor de dienst naar Bergen. Naar men zegt dankte deze serie
de bijnaam “ezeltjes” aan deze locomotief. Later deed deze machine, voorzien van
vicineaukoppelingen, dienst op Gouda- Schoonhoven. Nu kan het rode frame worden
ingekort en aangebracht. Verwijder ook de remblokken. Om de kap te kunnen
monteren, boren we ter hoogte van de dom nog een gat door het frameblok,
waardoor we straks een schroef kunnen draaien. Voor de oudere locs met het
waterreservoir tussen de frameplaten, moeten we het frame wat lager laten
doorlopen door er aan weerszijden een strookje styreen tegen te lijmen. Voor de
latere uitvoering moet alleen aan de voorzijde een klein stukje worden ingezet.
Aan de stroomafnemers solderen we een stuk trafodraad van ca. 0,3 mm, dat we
onder de voetplaat door naar het printplaatje van de motor leiden en daar
vastsolderen aan de respectievelijke soldeerplekjes. Het printplaatje zelf wordt
verkleind en afgeschuind om onder de kap te passen. Het spoeltje sneuvelde
daarbij, maar de ontstoringscondensator kon blijven zitten. Nadat de
stroomafnemers zijn geplaatst (Let op dat U de geisoleerde wielen aan dezelfde
kant monteert!) kunnen we het frame verder afwerken met baanruimers en
dergelijke. Het remwerk dekt de stroomafnemer mooi af. We maken het uit stukjes
styreen, stripjes en een paar ROCO remblokken. Aan de voor- en achterkant van
het frame komt een plaatje 0,5mm. aluminium, waarin we met een scherpe stift
rondom klinknagels drukken. De tramkoppelingen maakte ik uit aluminiumplaat en
messingstaf en lijmde ze aan het frame. Een omgebogen draadje fungeert als
koppeling. Na te zijn zwartgeschilderd valt dit nauwelijks nog op.
Gereed voor vertrek te Denekamp...
DE KAP
Van de kap zagen we de ketel voorzichtig los. We verwijderen het buisje waar de
schroef in stak. Om straks de dom in de juiste vorm te kunnen vijlen, vullen we
deze met tweecomponentenlijm en laten die goed uitharden. Nu kunnen we de dom
gaan bewerken. Eerst vijlen met een klein vijltje en daarna nabewerken met
schuurpapier totdat de juiste vorm er in zit. De zandkist wordt evenals de
schuine zijden van de rookkast en de luchtpomp weggezaagd en de gaten worden
opgevuld met stukjes styreen. Nu slijpen we alle aangegoten details behalve de
voedingsleiding links weg en schuren de ketel glad. Uit Evergreen strip van 0,25
x 0,5 mm. maken we nieuwe ketelbanden. Voor de uitvoering met de lange
schoorsteen (tot 1907) zagen we de schoorsteen boven de flens van het zadel af
en vervangen deze door een nieuw exemplaar, dat we kunnen draaien of maken uit
een metalen ballpointvuling. Omdat ik de NS-versie wilde bouwen, draaide ik een
nieuwe schoorsteen op de oude UNIMAT van mijn vader. In een stuk messingstaf van
6 mm. doorsnee boorde ik eerst een gat van 3 mm. Een halve centimeter is al diep
genoeg. Daarna draaide ik de kroon aan de schoorsteen en verjongde hem
trapsgewijze tot de juiste vorm. Onderaan draaide ik de ruwe vorm van het zadel.
Met een driehoeksvijltje vijlde ik de schoorsteen glad en op maat, terwijl de
rondingen met een rattestaartje werden aangebracht. U zult zien hoe snel dit op
de draaibank gaat! Is het resultaat naar uw zin, dan zaagt U de schoorsteen los,
waarbij U een royale stomp onderaan laat zitten. Uit deze stomp vijlen we met
een rattestaartje en een halfrond vijltje het zadel, dat we op de rookkast
pasmaken. Het oude plastic zadel wordt in dit geval verwijderd. Uit een stukje
aan een zijde platgevijld messingstaf van 0,5 mm. doorsnee buigen we de scepters
voor de handrails aan de ketel. Boor de gaatjes hiervoor netjes op een lijn en
steek de scepters aan een stukje messingstaf van 0,5 mm. Wurm nu alle scepters
in de gaatjes en lijm ze van binnen uit met secondenlijm vast. Steek hierbij een
stukje styreen van 1 mm. onder de handrails om de juiste afstand tot de ketel te
houden. Fixeer hierna de handrails in de scepters met een heel klein beetje
secondenlijm. Laat de scepters niet te veel naar binnen uitsteken, want dan past
de ketel straks niet meer om het frameblok! De rechter handrail is tevens de
bediening van de blazerkraan, die rechts van de rookkast zit. Het eind van deze
stang wordt haaks omgebogen en verdwijnt in de rookkast. De kraan zelf maken we
uit dun plaat. Hiervan maken we ook het ganghandel. De veiligheid wordt
voorzichtig van de oude ketel gezaagd, aangepast en met voetstuk en al op de
nieuwe ketel gelijmd. Ook de stoombel wordt afgenomen, ingekort en op de ketel
gelijmd (tenzij U de uitvoering van voor 1907 bouwt) Een stukje staf van 0,8mm.
vormt de stoomleiding van de bel. Om de ketel straks op de goede hoogte te
krijgen lijmen we er strookjes styreen van 2 x 2 mm. onder.
De onderdelen die de nieuwe kap gaan vormen kunt U aan de hand van het sjabloon
uitzagen. Ik gebruikte 0,75 mm. aluminium voor de voetplaat en 0,5 mm. voor de
rest. De bufferbalken vijlde ik uit 3 mm. aluminium, de stelbalk onder de
voetplaat maakte ik uit 1 mm. styreen, dat rond de motor van binnen uit wat
smaller gevijld moest worden, totdat de kap precies om het frameblok paste. Als
U de versie zonder deurtjes wilt bouwen, beveel ik U aan hiervoor metaal te
gebruiken, anders wordt de constructie te slap! Persoonlijk werk ik graag met
aluminium, dat gemakkelijk te bewerken is en zich goed laat lijmen en
schilderen, zeker als U het van te voren opruwt met een schuurpapiertje of een
glasvezelstift. Het staat U natuurlijk vrij een ander materiaal te kiezen. De
onderdelen van het machinistenhuis zaagde ik met enige reserve uit, zodat na het
buigen een goede aansluiting door vijlen kon worden verkregen en het model kon
worden gecorrigeerd waar het nog niet helemaal strookte. Het raam in de
achterdeur komt alleen voor bij de latere machines. De oudste machines hadden
een deur zonder raam. Ik boog het machinistenhuis uit de hand in een platbektang
en lijmde het, evenals de waterbakken, op de voetplaat. Zorg ervoor de zijwand
in te klemmen, want anders lukt het omzetten niet! Het dak rolde ik met behulp
van een potlood op een stapeltje oude enveloppen in de juiste ronding. Past het
geheel nu goed op het frame en om de motor en lopen de wielen vrij van de
voetplaat, dan kan de ketel met de frontplaat op de voetplaat worden gelijmd en
het dak op z’n plaats gebracht. In de vroege HSM-tijd hadden deze machines geen
deurtjes. U kijkt dan tegen het frameblok aan, hetgeen storend kan werken. In
dat geval zit er niets anders op, dan nog meer materiaal weg te nemen, waardoor
een instap wordt gecreerd. Van de voetplaat moet dan minder materiaal worden
weggenomen. Een strategisch geplaatste machinist of stoker kan de inkijk
afschermen. Deurtjes maken we van een simpel stukje aluminium, dat achter de
deuropening wordt gelijmd. Zo krijgt het machinistenhuis gelijk ook wat meer
stevigheid. Om het model wat meer gewicht te geven, lijmde ik stukken
lettermetaal (lood) in de waterbakken. De lijst om de achterdeur maakte ik van
platgevijld draad van 0,5 mm. In tegenstelling tot wat op de meeste tekeningen
staat weergegeven, zitten de scharnieren rechts. Kleine stukjes 0,5 mm. draad
imiteren deze scharnieren en de deurkruk. Ook de randen om de patrijspoorten
maakte ik van dit draad, dat ik uitgloeide en om een boor tot ringetjes boog. Ik
soldeerde ze dicht en sleep ze onder een vinger op fijn schuurpapier vlak. In de
voor en de achterwand van het machinistenhuis boren we gaatjes waarin de rails
van de gordijntjes uit draad 0,5 mm. wordt gestoken. Als alle onderdelen op hun
plaats zitten, verwijderen we de lijmresten met een glasvezelstift. De strips om
de waterbakken en het machinistenhuis maakte ik van glad isolatieband, dat op
een plaatje in dunne strookjes werd gesneden en opgeplakt. Om deze banden te
fixeren bespoot ik de kap tenslotte met witte verf. Nu kan de kap worden
afgewerkt met alle gewenste details.
DETAILS
De buffers kunt U maken uit de Fleischmann-buffers door ze dunner te vijlen en
ze van een onderlegplaat te voorzien. Ik gebruikte buffers die ik overhield uit
een oude RAIMO bouwdoos. Een modelkoppeling kwam uit een zakje van ROCO, evenals
de luchtslangen. De vacuumleiding maakte ik van een gitaarsnaar, de leiding voor
de stoomverwarming uit een stukje gedeeltelijk gestript schelledraad. De
lantaarnhouders maakte ik uit dun aluminium, sluitseinhouders kwamen van ROCO of
werden uit draad gebogen. De luchtketel maakte ik uit een stukje 4 mm. buis, met
3 mm. staf er in gelijmd. De dikkere middelste ring en de banden werden
nageboodst door glad isolatieband om de ketel te plakken. In drie zaagsneden
komen stukjes plaat, die vervolgens in model worden gevijld en zo de pootjes
vormen. De gordijntjes maakte ik uit dik aluminiumfolie (bakje van de Chinees).
Ze werden aan de rails bovenaan het machinistenhuis gelijmd. Als U de glimmende
delen van de motor ook nog zwart schildert, wordt deze redelijk goed aan het oog
onttrokken door deze gordijntjes. Voor natuurgetrouwe plooien kunt U het best op
een foto kijken. Op het dak komt een fluit, die uit een stukje staf 0,8 mm.
wordt gevijld en op de dom komt ook een dergelijk voorwerpje. Een klein stukje
buis (vulling van een 4-kleuren ballpoint) op dunne pootjes naast de fluit stelt
de stoomuitlaat van de vacuumejector voor, een omgebogen stukje staf 0,8 mm. de
stoomleiding die er vanaf de frontplaat heenloopt. Op de veiligheid moet ook nog
een dun stripje worden gelijmd, dat de handgreep voor moet stellen. De trapjes
onder het machinistenhuis werden uit messingstaf 0,5 mm. en plaat in elkaar
gelijmd. Let er bij het bevestigen op, dat ze het drijfwerk niet in de weg
zitten! Alle stangen aan het machinistenhuis zijn ook van messingstaf.0,5 mm. In
de HSM tijd waren deze in ieder geval blank gepoetst. Omdat het modelletje er nu
wel erg goed uit begon te zien besloot ik te investeren in mooie messing
loclantaarns. Bij Spoorcuriosa in Haarlem hadden ze nog een bescheiden voorraad
en bovendien trof ik daar een prachtige messing luchtpomp van het juiste model,
eveneens van PHILOTRAIN. Mijn eigen maaksel uit staf 1mm. En 2- en 3 mm. Buis,
verdween daarop in de rommeltjesdoos… Uit een stukje staf van 0,5 mm en een
sceptertje uit de scheepsmodelbouw maken we de afsluiter van de luchtpomp. De
leiding van de kraan naar de pomp buigen we sierlijk in de goede bocht, waarna
we het sceptertje in een gaatje schuin onder de bel vastlijmen. Omdat de leiding
naar de pomp blank moet blijven, doen we dit het beste na het schilderen
SCHILDEREN
De HSM schilderde zijn materieel in een donker bronsgroene tint. De voetplaat
was zwart evenals het dak van het machinistenhuis en de rookkast. De wielen en
het frame waren roodbruin. De bufferbalken waren signaalrood, buffers en
koppelingen waren zwart, met blank geschuurde bufferschalen. Dit kunnen we in
model goed imiteren met ijzerkleurige verf bijvoorbeeld REVELL 91, eventueel
“besmeurd” met wat zwart. Biezen heb ik op geen enkele foto kunnen ontwaren,
maar ze zouden rood geweest moeten zijn.
In de NS tijd werd het donkergroen door olijfgroen vervangen. De zijden van de
waterbakken waren getooid met een zwarte bies, De gepolijste bufferschalen
verdwenen langzamerhand onder zwarte verf en vet. Alles onder de voetplaat werd
ook zwart. De gordijntjes zullen donkerbruin geweest zijn. Ik spoot de kap eerst
REVELL SM 363 groen, waarna ik de details met een fijn penseel schilderde.
Hiervoor gebruikte ik zijdeglansverf, behalve voor de gordijntjes die mat
werden.De bufferbalken plakte ik voor het spuiten af, om een witte onderlaag
voor het rood te houden. De handrails, voorzover ze niet door gordijntjes werden
afgedekt, krabte ik voorzichtig blank. Nummerplaten wilde ik uit dun messing
knippen, zwart schilderen en met een fijne graveerstift van de juiste
opschriften voorzien. Van Hans Reints kreeg ik echter een paar prachtige geetste
nummerplaatjes van PHILOTRAIN, waardoor het locomotiefje nu het nummer 6725
draagt. (Dat klopt niet met de tramkoppelingen. Jammer maar helaas… Ik doe maar
net of er 6726 staat). De nummers op de bufferbalken heb ik wel eens met een
penseeltje 000 geschilderd, maar toen waren mijn ogen nog een stuk beter… De
biezen werden met fijn tape afgeplakt en voorzichtig met zwarte verf
geschilderd. Over het algemeen geldt, dat kleine modellen een toon lichter dan
het origineel geschilderd moeten worden om natuurgetrouw over te komen.
Aangezien dit soort locomotiefjes door hun vaste bemanningen doorgaans zeer goed
werd verzorgd, moet eventuele vervuiling zeer terughoudend worden aangebracht.
Een beetje remstof en roet is al voldoende. Ik gaf het geheel eerst een sterk
verdunde washing met zwart om de details wat meer naar voren te halen, waarna
het drijfwerk verschillende washings met bruine tinten kreeg. Kleine details
werden met beige verf in dry brush techniek opgehaald.
Na het schilderen werden ruitjes met HUMBROL CLEARFIX in het machinistenhuis
gezet. Over het printplaatje op de motor werd een stukje isolatieband geplakt om
kortsluiting met het dak te voorkomen. Als de motor neiging heeft tot loswerken,
lijmt U hem met een klein drupje tweecomponentenlijm vast in de vatting. In
noodgevallen is dit met een mesje te verwijderen, zodat de motor toch nog kan
worden uitgenomen.Tenslotte schroeft U de kap op het onderstel. Mijn kap zat
behoorlijk klem en ik heb daarom de schroef maar weggelaten. Uitgerekend op de
plaats waar de schroef moet komen, zit een holle ruimte in het frame, die eerst
opengefraisd moet worden alvorens er een gat geboord kan worden. Het lokje kan
verder nog worden verfraaid met zaken als een emmer, vijzels en personeel.
MATERIALEN:
1 Fleischmannmodel “ANNA”.
Plaat 0,75, 0,5 mm.
Staf 6, 3, 1, 0,8, 0,5 mm.
Restjes styreen.
Glad plastic isolatieband (GAMMA fietsmateriaal).
Diverse maten ballpointvullingen en buis 2 en 4 mm.
Koppelingen, remblokken, seinijzers en luchtslangen van ROCO.
Ruitjes.
Buffertjes, een luchtpomp, lantaarns, vijzels ed.
Stukje gitaarsnaar.
M1 boutjes
Tweecomponentenlijm, secondenlijm.
IJzerzaag.
Fijne metaalfiguurzaagjes (no. 1) in beugel.
Grote vijl.
Sleutelvijltjes.
Pin vice met boortjes. (niet overal verkrijgbaar, ik haalde mijne bij de Games
Workshop)
Waterproof schuurpapier 400, 600.
Glasvezelpen.
Evt. Minifrais en draaibank.
Een oud glazuurmes van de tandarts. Die mini-beiteltjes zijn ideaal voor het
uitvoeren van “plastic surgery” en het wegkrabben van lijmresten uit hoekjes!
|