NS 6700
Home Up


Met het Fleischmann-locomotiefje 'Anna' als uitgangspunt, werden verscheidene authentieke schaalmodellen (1:87) van Nederlandse stoomlocomotieven vervaardigd. Op onderstaande foto ziet u de zgn. Ezeltjes uit serie NS 6700, die aan het eind van de negentiende eeuw voor de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij werden gebouwd.


Een vroege poging...


EZELTJE RIJDEN

U kent waarschijnlijk allemaal het lokje “ANNA” van Fleischmann, een attractief en vriendelijk geprijsd modelletje, dat ook in beginnerssets te vinden is. Omdat ik een aantal van deze machientjes tweedehands had kunnen kopen, besloot ik eens te kijken of er ook een Nederlands lokomotiefje uit te maken viel. Door het uitgeklede frame met motor op een tekening te leggen, kon ik zien of daar in het model genoeg plaats voor zou zijn. Na wat puzzelen besloot ik een HSM-lokomotief van de serie Casuaris- Wesp (NS 6700) te bouwen, een lokomotiefje van zeer bescheiden afmetingen, met brede inzetmogelijkheden. Hoewel de radstand niet helemaal klopt en het machinistenhuis enkele milimeters te hoog moet worden in verband met de motor, “lijkt” het totaalbeeld erg goed en kunt U voor een bescheiden bedrag toch een zeer goed ogend Nederlands model op de baan brengen.


GESCHIEDENIS

Borsig in Berlijn bouwde deze aparte machines in diverse series van 1883 tot 1889. Naast een nummer, kregen ze alle een dierennaam, waaronder de prozaische “OS” en de tot de verbeelding sprekende “IZEGRIM”. De speciale vormgeving kwam voort uit de wens deze machines met een man te kunnen bedienen. De conducteur kon dan in noodgevallen via de achterdeur of het loopad langs de ketel het machinistenhuis bereiken en de trein tot stilstand brengen. Op tramlijnen werd van deze mogelijkheid ook daadwerkelijk gebruik gemaakt. De lokomotieven waren bedoeld voor locaaldiensten, lichte rangeerdienst en voor gebruik op tramwegen, maar in de HSM-tijd reden ze ook wel op hoofdlijnen. Bij de eerste serie lagen de assen 10 cm meer naar voren. Ook het frame was anders, omdat er een waterreservoir in was ondergebracht. Bij aflevering beschikten de machines alleen over een stoomrem, de voor tramdiensten aangewezen machines tevens over een vacuumrem voor de trein. Later werden ook complete vacuuminstalaties aangebracht en vanaf 1906 werd de serie van Westinghouse luchtremmen en een handrem voorzien. De laatste serie had een grotere rookkast en een iets dikkere schoorsteen. Vanaf 1907 werden de lange plaatijzeren schoorstenen vervangen door kortere gietijzeren exemplaren en werd de bel van het dak naar de ketel verplaatst. De komst van een luchtrem bracht de plaatsing van een luchtreservoir op de linker tenderbak mee, maar omdat de loks van de eerste serie daar de watervulopening hadden, werden deze voorzien van twee kleinere reservoirs, onderling verbonden door een leiding die met een sierlijk boogje over de vulopening heenliep. Al in de HSM- tijd werden de machinistenhuizen voorzien van zeiltjes om de ergste kou te weren en later kwamen er ook zijdeurtjes. Bij de NS vervielen de namen en werden de loks 6701-6741 genummerd. (Blijkens een foto heeft de JAKHALS zowel met NS nummerplaat als naam rondgereden!). Lok 179 “FRET” werd in 1917 aan de Gooische Stoomtram verkocht en heeft nooit een NS-nummer gehad. Deze loc had blijkens foto’s een zanddom op de ketel. Bij de NS werden de sluitseinijzers van de rookkast naar de hoeken van de tenderbakken verplaatst. Lok 6731, in 1933 nog actief op Gouda-Schoonhoven, had zandbakken onder de voetplaat gekregen. Naarmate er sterkere lokomotieven beschikbaar kwamen, of de lijnen waarop ze reden werden opgeheven, werden deze machines afgevoerd. De laatste verdween in 1933.

U ziet het al: zoals voor zoveel lokomotiefmodellen is het zaak een bepaalde lokomotief in een bepaald jaar als voorbeeld te nemen, waarbij uit een veelheid van uitvoeringen kan worden gekozen. Zoek een foto van redelijke kwaliteit en neem de details daarvan over.is het beste advies dat ik U kan geven. Om het verhaal niet te ingewikkeld te maken zijn veel technische gegevens in de tabel met namen en nummers opgenomen.


HET MODEL

Het lokje “ANNA” in de meest simpele uitvoering voldoet uitstekend voor dit model. Lichte beschadigingen aan de kap zijn doorgaans geen bezwaar, maar kijk even of er geen onderdelen die we weer moeten gebruiken beschadigd zijn! Verder kunt U het model zo mooi afwerken als uw beurs en vaardigheden dat toelaten.

We beginnen met het demonteren van het model. De kap zit vast met een schroef ter hoogte van de rookkast en een paar pasnokjes aan weerszijden van het machinistenhuis. Het rode plastic frame zit met vier pasnokjes en de schroef van de stroomafnemer vast en breekt gauw. Voorzichtig verwijderen is het devies, want ook dit onderdeel wordt straks weer gebruikt. De motor laat zich na het losdraaien van twee schroefjes rechtstandig omhoog trekken en de wielen vallen nadat het rode frame verwijderd is vanzelf uit hun lagers.
Berg alle onderdelen in een doosje of bakje, dan zijn ze straks weer makkelijk terug te vinden.


HET FRAME

Het metalen frame wordt volgens de tekening verkleind. Ik gebruikte een ijzerzaag voor het grove werk en een figuurzaag voor subtielere sneden. Grote en kleine vijlen maken het werk af. Ter hoogte van de vuurkist moet het gewicht iets smaller worden gemaakt, zodat de plastic ketel er straks op past. Ik gebruikte de ijzerzaag hier als vijl. Zo ontstond ook het randje, waarop straks de voetplaat rust. Maak bij het vastzetten van het frameblok in de bankschroef gebruik van vuren plankjes om beschadiging te voorkomen! Het blok, waarin de motor steekt, wordt zo uitgezaagd, dat de motor er dwars in past. Probeer niet te veel materiaal weg te nemen, het is prettig als de motor straks een beetje klem zit.

Verwijder de koppelstangen door de zilverkleurige kunststof pennetjes rechtstandig uit het gat te trekken. De wielflenzen heb ik uit de hand lager gevijld. Het wiel oogt zo veel beter en de rijeigenschappen zijn er niet minder door geworden. Bezitters van een draaibank kunnen natuurlijk nieuwe wielen draaien, die dan ook meteen de goede vorm kunnen krijgen. Een goed alternatief is de wielen aan de achterkant af te dekken met afplakband en ze vervolgens vanaf de voorkant met tweecomponentenlijm vol te gieten. Wie over een klein fraisje kan beschikken fraist eerst de contragewichten en spaken wat lager, zodat het wiel wat meer relief krijgt. Bij mijn eerste modellen heb ik de wielen eenvoudig volgegoten, hetgeen na het schilderen ook een acceptabel resultaat oplevert. Is de lijm uitgehard, dan schuren we het oppervlak zoveel mogelijk in profiel en geven het een laagje matzwarte verf om te zien of het oppervlak glad is. Eventueel plamuren we na met snelplamuur. Een gaatje van 0,5 mm. Maakt de zaak af. (Er zijn in werkelijkheid twee van deze gaten, die dienen om de as in de wielenbank te kunnen ronddraaien, in de wielschijf meegegoten, maar doordat de kruktap van het model wat dik is uitgevallen, moet het tweede gat vervallen). De kruktap van de drijfas moet worden afgevijld tot de hoogte van die van de koppelas. De koppelstangen worden smaller gevijld en in het kenmerkende visprofiel gebracht. Als U ze omgekeerd weer monteert bent U klaar, maar ik vond de kruktappen met de kunststof krukbouten wat grof. Daarom maakte ik nieuwe koppelstangen uit 1mm. messing, dat ik later een likje ijzerkleurige verf gaf. De gaatjes in de wielen werden opgeboord tot 2 mm. en van stukjes messing buis voorzien, die op hun beurt met 1,2 mm. werden opgeboord. Van een M1 boutje werd de schroefdraad wat afgeplat, zodat die in het gaatje paste. Nadat de vrije loop van het drijfwerk uitvoerig was getest, werd het geheel vanaf de achterkant met een drupje secondenlijm gefixeerd. Wie over een 1 mm. Tap beschikt, tapt natuurlijk keurig een draadje… Wat U ook doet, let er op, dat de hartsafstand van de gaten in de kopelstangen gelijk is aan de radstand, anders klemt het drijfwerk. Bij mijn model bedroeg de radstand dertig millimeter. De plaats van de achteras komt overeen met de locs van de latere series, de vooras zit iets te ver naar voren, maar dat valt niet erg op. U zou ook een loc uit de eerdere series kunnen bouwen, maar dan zit de achteras eigenlijk iets te ver naar achteren en het verplaatsen van de achteras betekent het maken van een nieuwe aandrijving. Daarom besloot ik loc 6727 (HSM 178, “EZEL”) te bouwen, die ooit in Alkmaar in depot was voor de dienst naar Bergen. Naar men zegt dankte deze serie de bijnaam “ezeltjes” aan deze locomotief. Later deed deze machine, voorzien van vicineaukoppelingen, dienst op Gouda- Schoonhoven. Nu kan het rode frame worden ingekort en aangebracht. Verwijder ook de remblokken. Om de kap te kunnen monteren, boren we ter hoogte van de dom nog een gat door het frameblok, waardoor we straks een schroef kunnen draaien. Voor de oudere locs met het waterreservoir tussen de frameplaten, moeten we het frame wat lager laten doorlopen door er aan weerszijden een strookje styreen tegen te lijmen. Voor de latere uitvoering moet alleen aan de voorzijde een klein stukje worden ingezet. Aan de stroomafnemers solderen we een stuk trafodraad van ca. 0,3 mm, dat we onder de voetplaat door naar het printplaatje van de motor leiden en daar vastsolderen aan de respectievelijke soldeerplekjes. Het printplaatje zelf wordt verkleind en afgeschuind om onder de kap te passen. Het spoeltje sneuvelde daarbij, maar de ontstoringscondensator kon blijven zitten. Nadat de stroomafnemers zijn geplaatst (Let op dat U de geisoleerde wielen aan dezelfde kant monteert!) kunnen we het frame verder afwerken met baanruimers en dergelijke. Het remwerk dekt de stroomafnemer mooi af. We maken het uit stukjes styreen, stripjes en een paar ROCO remblokken. Aan de voor- en achterkant van het frame komt een plaatje 0,5mm. aluminium, waarin we met een scherpe stift rondom klinknagels drukken. De tramkoppelingen maakte ik uit aluminiumplaat en messingstaf en lijmde ze aan het frame. Een omgebogen draadje fungeert als koppeling. Na te zijn zwartgeschilderd valt dit nauwelijks nog op.


Gereed voor vertrek te Denekamp...


DE KAP

Van de kap zagen we de ketel voorzichtig los. We verwijderen het buisje waar de schroef in stak. Om straks de dom in de juiste vorm te kunnen vijlen, vullen we deze met tweecomponentenlijm en laten die goed uitharden. Nu kunnen we de dom gaan bewerken. Eerst vijlen met een klein vijltje en daarna nabewerken met schuurpapier totdat de juiste vorm er in zit. De zandkist wordt evenals de schuine zijden van de rookkast en de luchtpomp weggezaagd en de gaten worden opgevuld met stukjes styreen. Nu slijpen we alle aangegoten details behalve de voedingsleiding links weg en schuren de ketel glad. Uit Evergreen strip van 0,25 x 0,5 mm. maken we nieuwe ketelbanden. Voor de uitvoering met de lange schoorsteen (tot 1907) zagen we de schoorsteen boven de flens van het zadel af en vervangen deze door een nieuw exemplaar, dat we kunnen draaien of maken uit een metalen ballpointvuling. Omdat ik de NS-versie wilde bouwen, draaide ik een nieuwe schoorsteen op de oude UNIMAT van mijn vader. In een stuk messingstaf van 6 mm. doorsnee boorde ik eerst een gat van 3 mm. Een halve centimeter is al diep genoeg. Daarna draaide ik de kroon aan de schoorsteen en verjongde hem trapsgewijze tot de juiste vorm. Onderaan draaide ik de ruwe vorm van het zadel. Met een driehoeksvijltje vijlde ik de schoorsteen glad en op maat, terwijl de rondingen met een rattestaartje werden aangebracht. U zult zien hoe snel dit op de draaibank gaat! Is het resultaat naar uw zin, dan zaagt U de schoorsteen los, waarbij U een royale stomp onderaan laat zitten. Uit deze stomp vijlen we met een rattestaartje en een halfrond vijltje het zadel, dat we op de rookkast pasmaken. Het oude plastic zadel wordt in dit geval verwijderd. Uit een stukje aan een zijde platgevijld messingstaf van 0,5 mm. doorsnee buigen we de scepters voor de handrails aan de ketel. Boor de gaatjes hiervoor netjes op een lijn en steek de scepters aan een stukje messingstaf van 0,5 mm. Wurm nu alle scepters in de gaatjes en lijm ze van binnen uit met secondenlijm vast. Steek hierbij een stukje styreen van 1 mm. onder de handrails om de juiste afstand tot de ketel te houden. Fixeer hierna de handrails in de scepters met een heel klein beetje secondenlijm. Laat de scepters niet te veel naar binnen uitsteken, want dan past de ketel straks niet meer om het frameblok! De rechter handrail is tevens de bediening van de blazerkraan, die rechts van de rookkast zit. Het eind van deze stang wordt haaks omgebogen en verdwijnt in de rookkast. De kraan zelf maken we uit dun plaat. Hiervan maken we ook het ganghandel. De veiligheid wordt voorzichtig van de oude ketel gezaagd, aangepast en met voetstuk en al op de nieuwe ketel gelijmd. Ook de stoombel wordt afgenomen, ingekort en op de ketel gelijmd (tenzij U de uitvoering van voor 1907 bouwt) Een stukje staf van 0,8mm. vormt de stoomleiding van de bel. Om de ketel straks op de goede hoogte te krijgen lijmen we er strookjes styreen van 2 x 2 mm. onder.
De onderdelen die de nieuwe kap gaan vormen kunt U aan de hand van het sjabloon uitzagen. Ik gebruikte 0,75 mm. aluminium voor de voetplaat en 0,5 mm. voor de rest. De bufferbalken vijlde ik uit 3 mm. aluminium, de stelbalk onder de voetplaat maakte ik uit 1 mm. styreen, dat rond de motor van binnen uit wat smaller gevijld moest worden, totdat de kap precies om het frameblok paste. Als U de versie zonder deurtjes wilt bouwen, beveel ik U aan hiervoor metaal te gebruiken, anders wordt de constructie te slap! Persoonlijk werk ik graag met aluminium, dat gemakkelijk te bewerken is en zich goed laat lijmen en schilderen, zeker als U het van te voren opruwt met een schuurpapiertje of een glasvezelstift. Het staat U natuurlijk vrij een ander materiaal te kiezen. De onderdelen van het machinistenhuis zaagde ik met enige reserve uit, zodat na het buigen een goede aansluiting door vijlen kon worden verkregen en het model kon worden gecorrigeerd waar het nog niet helemaal strookte. Het raam in de achterdeur komt alleen voor bij de latere machines. De oudste machines hadden een deur zonder raam. Ik boog het machinistenhuis uit de hand in een platbektang en lijmde het, evenals de waterbakken, op de voetplaat. Zorg ervoor de zijwand in te klemmen, want anders lukt het omzetten niet! Het dak rolde ik met behulp van een potlood op een stapeltje oude enveloppen in de juiste ronding. Past het geheel nu goed op het frame en om de motor en lopen de wielen vrij van de voetplaat, dan kan de ketel met de frontplaat op de voetplaat worden gelijmd en het dak op z’n plaats gebracht. In de vroege HSM-tijd hadden deze machines geen deurtjes. U kijkt dan tegen het frameblok aan, hetgeen storend kan werken. In dat geval zit er niets anders op, dan nog meer materiaal weg te nemen, waardoor een instap wordt gecreerd. Van de voetplaat moet dan minder materiaal worden weggenomen. Een strategisch geplaatste machinist of stoker kan de inkijk afschermen. Deurtjes maken we van een simpel stukje aluminium, dat achter de deuropening wordt gelijmd. Zo krijgt het machinistenhuis gelijk ook wat meer stevigheid. Om het model wat meer gewicht te geven, lijmde ik stukken lettermetaal (lood) in de waterbakken. De lijst om de achterdeur maakte ik van platgevijld draad van 0,5 mm. In tegenstelling tot wat op de meeste tekeningen staat weergegeven, zitten de scharnieren rechts. Kleine stukjes 0,5 mm. draad imiteren deze scharnieren en de deurkruk. Ook de randen om de patrijspoorten maakte ik van dit draad, dat ik uitgloeide en om een boor tot ringetjes boog. Ik soldeerde ze dicht en sleep ze onder een vinger op fijn schuurpapier vlak. In de voor en de achterwand van het machinistenhuis boren we gaatjes waarin de rails van de gordijntjes uit draad 0,5 mm. wordt gestoken. Als alle onderdelen op hun plaats zitten, verwijderen we de lijmresten met een glasvezelstift. De strips om de waterbakken en het machinistenhuis maakte ik van glad isolatieband, dat op een plaatje in dunne strookjes werd gesneden en opgeplakt. Om deze banden te fixeren bespoot ik de kap tenslotte met witte verf. Nu kan de kap worden afgewerkt met alle gewenste details.


DETAILS

De buffers kunt U maken uit de Fleischmann-buffers door ze dunner te vijlen en ze van een onderlegplaat te voorzien. Ik gebruikte buffers die ik overhield uit een oude RAIMO bouwdoos. Een modelkoppeling kwam uit een zakje van ROCO, evenals de luchtslangen. De vacuumleiding maakte ik van een gitaarsnaar, de leiding voor de stoomverwarming uit een stukje gedeeltelijk gestript schelledraad. De lantaarnhouders maakte ik uit dun aluminium, sluitseinhouders kwamen van ROCO of werden uit draad gebogen. De luchtketel maakte ik uit een stukje 4 mm. buis, met 3 mm. staf er in gelijmd. De dikkere middelste ring en de banden werden nageboodst door glad isolatieband om de ketel te plakken. In drie zaagsneden komen stukjes plaat, die vervolgens in model worden gevijld en zo de pootjes vormen. De gordijntjes maakte ik uit dik aluminiumfolie (bakje van de Chinees). Ze werden aan de rails bovenaan het machinistenhuis gelijmd. Als U de glimmende delen van de motor ook nog zwart schildert, wordt deze redelijk goed aan het oog onttrokken door deze gordijntjes. Voor natuurgetrouwe plooien kunt U het best op een foto kijken. Op het dak komt een fluit, die uit een stukje staf 0,8 mm. wordt gevijld en op de dom komt ook een dergelijk voorwerpje. Een klein stukje buis (vulling van een 4-kleuren ballpoint) op dunne pootjes naast de fluit stelt de stoomuitlaat van de vacuumejector voor, een omgebogen stukje staf 0,8 mm. de stoomleiding die er vanaf de frontplaat heenloopt. Op de veiligheid moet ook nog een dun stripje worden gelijmd, dat de handgreep voor moet stellen. De trapjes onder het machinistenhuis werden uit messingstaf 0,5 mm. en plaat in elkaar gelijmd. Let er bij het bevestigen op, dat ze het drijfwerk niet in de weg zitten! Alle stangen aan het machinistenhuis zijn ook van messingstaf.0,5 mm. In de HSM tijd waren deze in ieder geval blank gepoetst. Omdat het modelletje er nu wel erg goed uit begon te zien besloot ik te investeren in mooie messing loclantaarns. Bij Spoorcuriosa in Haarlem hadden ze nog een bescheiden voorraad en bovendien trof ik daar een prachtige messing luchtpomp van het juiste model, eveneens van PHILOTRAIN. Mijn eigen maaksel uit staf 1mm. En 2- en 3 mm. Buis, verdween daarop in de rommeltjesdoos… Uit een stukje staf van 0,5 mm en een sceptertje uit de scheepsmodelbouw maken we de afsluiter van de luchtpomp. De leiding van de kraan naar de pomp buigen we sierlijk in de goede bocht, waarna we het sceptertje in een gaatje schuin onder de bel vastlijmen. Omdat de leiding naar de pomp blank moet blijven, doen we dit het beste na het schilderen


SCHILDEREN

De HSM schilderde zijn materieel in een donker bronsgroene tint. De voetplaat was zwart evenals het dak van het machinistenhuis en de rookkast. De wielen en het frame waren roodbruin. De bufferbalken waren signaalrood, buffers en koppelingen waren zwart, met blank geschuurde bufferschalen. Dit kunnen we in model goed imiteren met ijzerkleurige verf bijvoorbeeld REVELL 91, eventueel “besmeurd” met wat zwart. Biezen heb ik op geen enkele foto kunnen ontwaren, maar ze zouden rood geweest moeten zijn.
In de NS tijd werd het donkergroen door olijfgroen vervangen. De zijden van de waterbakken waren getooid met een zwarte bies, De gepolijste bufferschalen verdwenen langzamerhand onder zwarte verf en vet. Alles onder de voetplaat werd ook zwart. De gordijntjes zullen donkerbruin geweest zijn. Ik spoot de kap eerst REVELL SM 363 groen, waarna ik de details met een fijn penseel schilderde. Hiervoor gebruikte ik zijdeglansverf, behalve voor de gordijntjes die mat werden.De bufferbalken plakte ik voor het spuiten af, om een witte onderlaag voor het rood te houden. De handrails, voorzover ze niet door gordijntjes werden afgedekt, krabte ik voorzichtig blank. Nummerplaten wilde ik uit dun messing knippen, zwart schilderen en met een fijne graveerstift van de juiste opschriften voorzien. Van Hans Reints kreeg ik echter een paar prachtige geetste nummerplaatjes van PHILOTRAIN, waardoor het locomotiefje nu het nummer 6725 draagt. (Dat klopt niet met de tramkoppelingen. Jammer maar helaas… Ik doe maar net of er 6726 staat). De nummers op de bufferbalken heb ik wel eens met een penseeltje 000 geschilderd, maar toen waren mijn ogen nog een stuk beter… De biezen werden met fijn tape afgeplakt en voorzichtig met zwarte verf geschilderd. Over het algemeen geldt, dat kleine modellen een toon lichter dan het origineel geschilderd moeten worden om natuurgetrouw over te komen. Aangezien dit soort locomotiefjes door hun vaste bemanningen doorgaans zeer goed werd verzorgd, moet eventuele vervuiling zeer terughoudend worden aangebracht. Een beetje remstof en roet is al voldoende. Ik gaf het geheel eerst een sterk verdunde washing met zwart om de details wat meer naar voren te halen, waarna het drijfwerk verschillende washings met bruine tinten kreeg. Kleine details werden met beige verf in dry brush techniek opgehaald.

Na het schilderen werden ruitjes met HUMBROL CLEARFIX in het machinistenhuis gezet. Over het printplaatje op de motor werd een stukje isolatieband geplakt om kortsluiting met het dak te voorkomen. Als de motor neiging heeft tot loswerken, lijmt U hem met een klein drupje tweecomponentenlijm vast in de vatting. In noodgevallen is dit met een mesje te verwijderen, zodat de motor toch nog kan worden uitgenomen.Tenslotte schroeft U de kap op het onderstel. Mijn kap zat behoorlijk klem en ik heb daarom de schroef maar weggelaten. Uitgerekend op de plaats waar de schroef moet komen, zit een holle ruimte in het frame, die eerst opengefraisd moet worden alvorens er een gat geboord kan worden. Het lokje kan verder nog worden verfraaid met zaken als een emmer, vijzels en personeel.


MATERIALEN:

1 Fleischmannmodel “ANNA”.
Plaat 0,75, 0,5 mm.
Staf 6, 3, 1, 0,8, 0,5 mm.
Restjes styreen.
Glad plastic isolatieband (GAMMA fietsmateriaal).
Diverse maten ballpointvullingen en buis 2 en 4 mm.
Koppelingen, remblokken, seinijzers en luchtslangen van ROCO.
Ruitjes.
Buffertjes, een luchtpomp, lantaarns, vijzels ed.
Stukje gitaarsnaar.
M1 boutjes

Tweecomponentenlijm, secondenlijm.
IJzerzaag.
Fijne metaalfiguurzaagjes (no. 1) in beugel.
Grote vijl.
Sleutelvijltjes.
Pin vice met boortjes. (niet overal verkrijgbaar, ik haalde mijne bij de Games Workshop)
Waterproof schuurpapier 400, 600.
Glasvezelpen.
Evt. Minifrais en draaibank.
Een oud glazuurmes van de tandarts. Die mini-beiteltjes zijn ideaal voor het uitvoeren van “plastic surgery” en het wegkrabben van lijmresten uit hoekjes!