GLÜCK
AUF!
Open wagens GTU 61651-66840 van NS
Een aantal jaren terug bracht Bart Smit samen met het toen nog Oost-Duitse merk
PIKO een startset van “Nederlands” materieel op de markt. In deze set zaten
onder andere van Nederlandse opschriften voorziene stalen kolenbakken van het
UIC type. Nog vele jaren nadien waren deze wagentjes tegen zeer schappelijke
prijzen op de tweedehandsmarkt vertegenwoordigd en ook vandaag de dag tref je ze
nog wel aan. Inmiddels heeft PIKO dit model opnieuw uitgebracht. Helaas is het
model gebaseerd op een geklonken UIC wagen, die in Nederland nooit als NS
voertuig heeft gereden. De NS gingen namelijk in 1938 al over tot de aanschaf
van geheel elektrisch gelaste stalen kolenwagens naar eigen ontwerp, die tot
1953 werden doorgebouwd. Halverwege de jaren zeventig waren er nog naoorlogse
wagens in dienst, maar ze verdwenen in hoog tempo, enerzijs, omdat hun taak door
zelflossers werd overgenomen, anderzijds omdat het vervoer van kolen een
aflopende zaak was. Omdat deze fraaie wagens in duizenden exemplaren in
Nederland hebben rondreden, voornamelijk in het kolenvervoer, ben ik eens gaan
kijken of het PIKO-model tot een geloofwaardige GTU kon worden omgebouwd. Het
paneel tussen de deuren is in werkelijkheid 10 cm smaller dan de panelen naast
de deuren en bij het model juist breder. Als we een strook uit het midden van de
bak zagen, levert dat een wagen op, die weliswaar een millimeter te kort is,
maar optisch voldoet. Bij de ombouw ging ik uit van een tekening van H. F. Enter
in DE MODELBOUWER van 1955. Foto’s van deze wagens zijn er genoeg, want in bijna
iedere goederentrein liepen er wel een paar mee.
We beginnen met het uit elkaar halen van het model. De bak kan met enige kracht
van het onderstel worden losgetrokken. Daarbij sneuvelen de gelijmde
verbindingspennetjes meestal, maar dat is niet erg, daar we de bak straks toch
op andere wijze aan het onderstel moeten lijmen. De vaak hobbelende wielen
verdwijnen in de rommeldoos, de koppelingen worden voorzichtig losgebogen voor
hergebruik, tenzij U iets moderners wilt monteren.
DE BAK
We beginnen met het wegsteken van alle klinknagels en strippen, die op een
gelaste wagen niet thuishoren. Ook de zeilogen en het rooster voor plakbriefjes
worden verwijderd. Ik gebruik voor dit soort werk een scherp
mini-schroevendraaiertje, een scalpel en een glazuurmes van de tandarts. Nu
zagen we een strookje ter breedte van de middenstijl uit de wagenbak (ca. 3 mm.)
en lijmen de twee helften weer aan elkaar. De hoekstijlen worden ontdaan van
alle aangegoten details en vervolgens worden ze recht met de onderrand van de
bak afgesneden. Ook de stijlen op de kopschotten en de blokjes onder de
deursluitingen ondergaan dit lot. De zijstijlen worden aan de bovenzijde wat
verlaagd, zodat een strip van 0,5 mm. straks gelijk werk maakt met de lijst
boven de deuren en aan de onderzijde worden ze in het karakteristieke ronde
profiel gevijld. Van het middenpaneel vijlen we aan de onderzijde 1 mm. weg,
waarna we door vullen met snelplamuur en slijpen met een kartonnen nagelvijltje
de bolle vorm aanbrengen. Aan de binnenzijde van de bak krassen we de deuren in,
hetgeen weer erg goed gaat met het glazuurmes langs een stalen stripje. Is alles
glad en strak, dan gaan we de bak rondom beplakken met EVERGREEN strip van 1x
0,5 mm, zodat de stijlen van de bak op een I profiel lijken. Als kleefmiddel
gebruikte ik een oplosmiddel, dat het plastic tijdelijk week maakt en voor een
zeer hechte verbinding zorgt, mits U eerst de verf wegkrabt. Vergeet niet uw
werkruimte goed te ventileren als U met dit soort producten werkt! Plak eerst de
bovenzijde van de gebogen stijlen vast, laat ze een tijdje drogen en lijm dan de
strips om de bogen. Laat wat overmaat aan materiaal zitten en laat de bak met
een gewicht erop drogen. Snij hierna de overtollige strip weg. De horizontale
balk onder aan de eindschotten was bij latere wagens zwaarder uitgevoerd dan bij
eerdere exemplaren. Styreen van 1,5 mm. breed en 1 mm. dik is het goede
materiaal. Aan de kopschotzijde worden de hoekstijlen beplakt met 2 x 0,5 mm.
strip, die een stukje buiten de hoekstijl uit moet steken en die aan de
onderzijde tot onder aan de bufferbalk doorloopt. Maak al deze strips wat langer
dan nodig en werk ze later bij. Aan de binnenzijde komt op deze strip nog een
strip van 1 mm. breed. In het hoekje onderaan komt een stukje 1x1 mm. De
tekening verduidelijkt dit hopelijk. Omdat beide kopschotten geopend konden
worden, lijmen we nog vier kleine stukjes strip 1x0,5 mm. aan de hoeken, die na
bewerking de ophanging van de kleppen moeten voorstellen. Als de lijm goed is
doorgehard, (dat duurt minstens een paar uur!) kunnen we deze details bijwerken
en in het juiste profiel vijlen. Wacht met de hoekstijlen tot de bufferbalk
gemonteerd is! Op de daartoe bestemde plaatsen boren we gaatjes van 0,5 mm.
waarin straks de handgrepen en dergelijke moeten worden gelijmd. In de bak wordt
een stukje dun styreen met plankimitatie gelijmd, dat we van te voren nog even
met grof schuurpapier van krassen en nerven voorzien. Langs de bovenrand lijmen
we aan de binnenzijde nog een heel dun stripje, dat de doorlopende bovenregel
moet voorstellen.
HET ONDERSTEL
We zagen het plastic frame doormidden en lijmen dit netjes recht op het metalen
plaatje, dat we hebben ontvet en opgeruwd met schuurpapier. Ik gebruikte
hiervoor twee-componentenlijm, omdat je dan nog wat kunt corrigeren. De nieuwe
radstand wordt 57 mm. Voor we de zaak vastplakken, zagen we de remcylinder en
het hulpreservoir los, die, indien we een beremde wagen bouwen, met een blokje
er onder weer gemonteerd kunnen worden. Bouwen we een onberemde wagen, dan komen
ze vast wel ergens anders van pas. Denk er om dat bij al dit gefrummel de
remblokken niet afbreken! Als de lijm is uitgehard, sluiten we het gat in de
stelbalk met 1 mm. styreen, dat we daarna glad afwerken. De bufferbalken zagen
we los en we verwijderen zoveel materiaal van het frame, dat de bufferbalken na
montage gelijk komen met de strips van de hoekstijlen. Ook van het metalen
plaatje moet wat worden weggevijld. Bij enkele van mijn wagens waren de buffers
beschadigd, zodat ik nieuwe bufferbalken van 1 mm. styreen maakte. Gebruikt U de
oude bufferbalken, dan moeten de gaatjes aan de uiteinden worden opgevuld.
Nieuwe buffers kwamen van KLEINBAHN uit Oostenrijk. Voor we de bufferbalken
monteren boren we er al de nodige gaatjes in en zagen we de ophangsleuven van de
koppelingen in tot aan het metalen plaatje, zodat we de koppelingen straks
zonder moeite weer kunnen monteren. Indien U andere koppelingen prefereert, is
dit het moment om de bevestiging daarvan aan te brengen. Indien de door U
gebruikte koppelingen het toelaten, kunt U een modelkoppeling en luchtslang van
ROCO aanbrengen. Als het onderstel klaar is, lijmen we de bak er op en kunnen we
de driehoekige dragers aan de stelbalk gaan aanbrengen. Deze snijden we met
enige overmaat uit 1mm. styreen en we lijmen ze met secondenlijm vast.
Secondenlijm heeft wat meer tijd nodig als ze op kunststof wordt toegepast, maar
na een kopje koffie kunt U de driehoeken met een scalpel en vijltjes bijwerken.
Nu nemen we een stuk messingstaf van 0,5 mm. en buigen hieruit al de benodigde
handgrepen. Dit zijn: 4 grepen op de kopschotten, 4 op de hoekstijlen, 4 onder
de buffers en 4 op de zijdeuren. Uit hetzelfde materiaal maken we twee stangen
waarmee de kopkleppen vergrendeld zijn en nog vier houders van de rangeertreden.
Zoals bij elk massawerk verdient het aanbeveling een malletje te maken, zowel
voor het buigen als voor het boren van de gaatjes. Bouwt U een wagen met
remwerk, dan kunt U de diverse stangen en leidingen onder de wagen ook met dit
messingstaf imiteren. Er zijn fraaie geetste plaatjes met remverstellers en
andere attributen in de handel, maar zelf maken gaat ook. Verbind in ieder geval
de remblokken met traverses uit 0,5 mm staf, dat komt de wagen altijd ten goede.
Al deze details zetten we vast met heel weinig secondenlijm. De rangeertreden
knipte ik uit een stuk kunststof pakband, dat ik om een pakje met een boek (Over
treinen) aantrof. De structuur van dit band lijkt op het in werkelijkheid
gebruikte wafelplaat. Het is wat friemelen, maar ze zijn met secondenlijm vast
te zetten. Eventueel kunt U het draad van te voren platknijpen om meer draagvlak
te krijgen. Tot slot lijmen we twee ROCO lantaarnijzers in gaatjes aan een
kopschot. De zeilogen zaten bij deze wagens onderaan de zijwanden. Wellicht is
er iets geetst in de handel, ik heb ze maar weggelaten. Raamwerkjes voor
pakbriefjes zijn vast ook ergens te koop, maar ik heb ze nog niet kunnen vinden.
SCHILDEREN
In vroeger jaren waren deze wagens donkergrijs met een zwart onderstel. Maakt U
een hele serie, meng dan een basiskleur en voeg daar voor iedere wagen
afzonderlijk lichte en donkere kleuren aan toe. Zo krijgt U een trein, waarin
wagens met verschillende revisiedata zijn opgenomen. (Kijk maar eens naar het
grote voorbeeld!) Ook vervuiling brengen we individueel aan. Wagens die in het
kolenvervoer zijn ingeschakeld krijgen meerdere washings met zwart, voor
schrootvervoer gebruikte wagens worden bruin etcetera. U kunt in de wagen een
lading aanbrengen of in de lege wagen wat resten. (Meestal fijn stof in de
hoeken) Onderstel en remwerk krijgen washings met roestbruin met wat donkerder
accenten waar smeermiddelen werden gebruikt. Later werden deze wagens roodbruin
met zwart onderstel. Voor dit kleurenschema geldt eigenlijk hetzelfde als voor
de grijze wagen: probeer te varieren. Opschriften leveren PHILOTRAIN en MK.
Omdat de opschriften in de loop der tijd diverse malen gewijzigd zijn kunt U het
beste op foto’s kijken en daarbij goed in de gaten houden welke periode U uit
wilt beelden. Als U tenslotte nog een paar assen met wielen monteert, heeft U
een aardig Nederlands model, dat op geen enkele losweg mag ontbreken.
Thonis van der Weel
|